Het is 25 januari 1990. Een jongeman rent de Hume Highway in het zuiden van Australië op. Er wordt op hem geschoten. In paniek probeert ie een auto aan te houden. Shit, hij rijdt door. Volgende. Weer niet. ‘Stop of ik schiet je dood’, hoort hij achter zich. Het is te laat. De man grijpt hem vast en duwt hem op de grond.
Op zoek naar avontuur
De 24-jarige Engelsman Paul Unions wil een tijdje genieten van zijn vrijheid. Hij heeft jaren bij de marine gezeten, waarmee hij de hele wereld heeft over gereisd en het nodige heeft meegemaakt. Toen hij daar klaar mee was is hij airco-monteur geworden in zijn woonplaats Birmingham. Hij wil iets nieuws. Wel avontuur, maar ook ontspanning. Waar kan dat beter dan in Australië. Dus hij pakt zijn rugzak en het vliegtuig.
De eerste paar weken zit hij met een paar vrienden in een hostel in Sydney. Maar hij wil meer dan dat. Hij wil het echte Australië ontdekken, een beetje fruit plukken en misschien van daaruit wel een echte baan. Hij trekt er alleen op uit. Op 25 januari 1990 neemt hij de trein naar Casula, een buitenwijk van Sydney. Hij wil van hieruit liften naar Mildura om daar fruit te gaan plukken. Terwijl hij op het station nog een drankje drinkt komt er een man naar hem toegelopen. Hij stelt zich voor als Bill. Of hij een lift wil naar het zuiden. Tuurlijk, kan niet beter. De eerste ‘echte Australiër die ontmoet.
De lift
Hij stapt bij hem in in zijn witte Toyota Landcruiser. In het begin is het nog wel gezellig. Ze kletsen wat over van alles. Maar al snel begint Bill racistische taal uit te slaan. Over wat al die Aziatische migranten wel niet moeten in Australië, dat ze het land verpesten. Paul vindt het niet prettig. Dan begint Bill hem uit te vragen. Of iemand weet waar hij naartoe is, of er iemand op hem wacht op de plek waar hij naartoe wil. En wat voor specifieke trainingen hij heeft gedaan bij de marine.
Na zo’n anderhalf uur rijden begint Bill zich vreemd te gedragen. Hij kijkt constant in zijn spiegels en gaat langzamer rijden. Dan zegt Bill: ‘Het signaal van de radio is niet zo goed meer in dit gebied. Ik haal even wat cassettebandjes van onder mijn stoel vandaan. Dan kunnen we nog muziek luisteren.’ Paul vindt het vreemd. Er liggen genoeg cassettebandjes tussen hen in.
Bill stopt de auto. Hij stapt uit en voelt onder de stoel. Paul stapt ook even uit. Even zijn benen strekken na anderhalf uur zitten. ‘Wat doe je?’ Zegt Bill boos. ‘Gewoon even mijn benen strekken, wat is het probleem?’ Paul stapt weer in en doet zijn gordel om. Hij is nerveus, er hangt een vreemde sfeer. Als hij zijn gordel weer vast heeft stapt Bill weer uit en reikt nogmaals onder de stoel. Opeens haalt hij een pistool te voorschijn. En een touw. Dat maakt hem nog banger. Als hij vastgebonden wordt, kan Bill met hem doen wat hij wil.
‘Rijden, anders ben ik er geweest’
Paul rent de auto uit. ‘Blijft staan of ik schiet’, schreeuwt Bill. En schieten doet ie. Paul rent de autoweg op en probeert de voorbijgaande auto’s aan te houden. Hij moet weg zien te komen, anders ie er geweest. De automobilisten zien wat er gebeurt. En uit angst rijden ze allemaal door. Dan voelt Paul een hand op zijn schouder. Het is Bill. Hij trekt hem naar beneden het asfalt op. Ze beginnen te vechten. Paul realiseert zich, dat hij weg moet zien te komen. Hij rukt zich los en springt voor de eerste de beste auto die eraan komt.
Een half uur eerder stappen Joanne Berry, haar zus en de vijf kinderen van haar zus in een busje. Vanuit MIttagong, waar ze wonen, is het een uurtje rijden naar het Belanglo State Forest. Ze hebben zin in een lekker middagje wandelen in het natuurgebied. Het is gezellig in de auto, iedereen heeft er zin in. Maar dan ziet Joanne een jongeman op straat rennen. En hij rent dwars op haar busje af. Ze kan geen kant op. Ze stopt het busje en ziet dan nog een man rennen. Met een pistool in zijn hand. De deur van het busje wordt opengerukt. De jongeman is compleet in paniek. ‘Rijden’, zegt ie, ‘anders ben ik er geweest.’ Joanne bedenkt zich geen moment, draait de auto en scheurt weg.
Joanne rijdt rechtstreeks naar het Bowral politiebureau. Paul vertelt zijn hele verhaal aan de politieagente. Helaas blijft het daar liggen. Er wordt nooit iets met de informatie gedaan. Paul gaat terug naar Sydney. Samen met zijn vriendin reist hij nog wat rond in Australië, maar de lol is er wel af. Eenmaal terug in Engeland blijft de hele gebeurtenis aan hem knagen. Hij krijgt steeds meer last van herbelevingen. Hij wil het graag vergeten, maar hij wordt er fysiek ziek van.
Zeven lichamen gevonden
Twee jaar later, in september 1992, zit Paul de krant te lezen in Birmingham Engeland. ‘Lichamen Britse backpackers gevonden in Australië’. Het gaat om de lichamen van Caroline Clarke en Joanne Walters. Hun vermissing was een half jaar geleden breed uitgemeten in de krant. En waar zijn ze gevonden? Nog geen 10 kilometer vanaf waar hij aangevallen was. Het hart klopt in zijn keel. Zou het dezelfde dader zijn? Had het met mij ook zo kunnen aflopen? Maar ook: waarom nemen ze geen contact met hem op? Hij had destijds zijn verhaal gedaan en de verhalen lijken erg op elkaar. Hij wacht af, maar hoort niets.
In het haar erna worden in hetzelfde gebied nog vijf lichamen gevonden. Allemaal van vermiste backpackers. De politie in Australië is er inmiddels van overtuigd dat ze te maken hebben met een seriemoordenaar. Op 5 november 1993 loven ze een beloning van $ 500.000,- Australische dollars uit voor degene die informatie kan geven die leidt naar de arrestatie van de seriemoordenaar. Vier dagen later belt Joanne Berry, bij wie Paul destijds in de auto sprong, de politie. Ze vertelt dat ze in januari 1990 een lifter meenam en dat ze hun verhaal hadden gedaan bij de politie van Bowral. Een paar dagen later belt ook Paul naar de politie in Australië om zijn verhaal te doen. De politie zoekt de aangifte waar Paul en Joanne over verteld hadden, maar deze is nooit genoteerd. Het enige wat nog te vinden was, was een vage notitie die de agent destijds had opgekrabbeld.
Paul wordt uitgenodigd naar Australië te komen om gehoord te worden. Hij pakt het vliegtuig, maar dan blijkt wel, dat hij nog steeds last heeft van het incident. Hij wordt helemaal paranoia. Wat nou als hij niet de politie aan de telefoon heeft gehad, maar de dader? Deze man heeft immers zijn paspoort en kan zo al zijn gegevens opvragen. Wat nou als hij nu zijn werk af wil maken?
‘Ik wil geen bloedgeld’
Bij aankomst is Paul opgelucht. Hij wordt inderdaad opgewacht door de politie. Hij vertelt weer zijn verhaal. De politie laat hem foto’s zien en Paul weet meteen aan te wijzen wie hem destijds had aangevallen. Hij krijgt zelfs een fysieke reactie bij het zien van de foto.
Het blijkt te gaan om Ivan Milat. Hij was één van de vele verdachten. Hij was al eens gearresteerd voor andere delicten en hij kende de weg daar goed omdat hij in dat gebied in de wegenbouw had gewerkt. Dankzij de identificatie door Paul kan Ivan Milat worden opgepakt. Paul heeft recht op de $500.000,-, maar weigert dit. ‘Ik wil geen bloedgeld’. In 1996 wordt Ivan Milat veroordeeld tot levenslang voor zeven moorden. Ivan Milat heeft altijd zijn onschuld volgehouden, ondanks alle bewijzen die er zijn. In de jaren erna worden er nog drie moorden onderzocht, waarvan hij verdacht wordt. In 2019 wordt hij ziek, hij krijgt slokdarmkanker. De politie doet nog een poging hem te laten praten. Tevergeefs.
Op 27 oktober 2019 sterft hij op 74-jarige leeftijd. Al die jaren heeft Paul Onions in de luwte geleefd. De pers wil weten wat hij vindt van het overlijden van zijn aanvaller. Ook nu zit Paul niet te wachten op media-aandacht. Hij is inmiddels een vijftiger. Hij laat zijn partner het woord doen: ‘Het gaat goed met Paul. Hij wil alles achter zich laten en verder niet reageren. De dood van Ivan Milat verandert niets.’