
Naam: Staf van Eyken
Bijnaam: Vampier van Muizen
Geboren: 21 april 1951, Bonheiden België
Aantal slachtoffers: 3
Straf: Doodstraf, omgezet in levenslang
Jeugd
Van Eyken groeide op aan de Pruimelaarstraat 11 in Bonheiden. Zijn vader, Warre van Eyken, was alcoholist. Toen Staf nog jong was, verliet zijn vader het gezin om te gaan vechten in het vreemdelingenlegioen in Algerije. Dit deed hij, omdat hij wilde vluchten, omdat hij een moord op zijn geweten had. In Algerije pleegde hij zelfmoord. Marie, Stafs moeder, hertrouwde met Pierre en kregen nog een dochtertje, Kristel. Ook hij was alcoholist en zeer agressief. Marie kreeg MS en belandde in een rolstoel. Ze kon niet meer voor Christel zorgen en bracht haar onder bij de buren. Door koolmonoxide kwamen zowel Kristel als de buren om het leven. Marie sterft aan MS in een kliniek.

Journalist Louis van Dievel groeide op in dezelfde buur als Van Eyken. Hij schreef in 2006 de roman ‘De Pruimelaarstraat’, dat gebaseerd is op zijn verhaal. In 2024 als het 50 jaar geleden is dat het proces tegen Staf plaatsvond, komt er een herdruk van dit boek. Lees hier het interview dat we met Louis van Dievel hadden over Staf.
Staf werd mishandeld door zijn stiefvader met de broekriem. Van zijn 9e tot zijn 13e werd hij seksueel misbruikt door zijn tante.
Op zijn 14e in 1965 werd hij door de jeugdrechter naar een verbeteringsgesticht in Mol gestuurd. Hij had een 11-jarig meisje aangerand. Hij werd van de ene instelling naar de andere gestuurd. Naast dit meisje had hij talloze vrouwen gewelddadig benaderd en aangerand. Ook zou hij zijn zus seksueel hebben misbruikt. Op zijn 18e voerde hij zijn dienstplicht uit. Daarna trok hij bij zijn stiefvader Pierre in. Hij werkte als spoorwegarbeider bij een rangeerstation in Muizen. Hij voetbalde, had verkering en had trouwplannen.
Het leven van Staf van Eyken
Misdaden
Zijn eerste moord pleegde van Eyken op 15 oktober 1971. Hij kwam van zijn werk, had een paar biertjes gedronken in een kroeg aan de Leuvense Steenweg in Mechelen. Toen hij op zijn fiets stapte bedacht hij zich, dat hij een vrouw ging zoeken en deze verkrachten. Hij zocht een stille straat op, zodat er geen pottekijkers zouden zijn. Zo kwam hij uit bij het huis van een textielbaron.
Hier werkte Marie-Thérèse Rosseel. Zij was 18 jaar en werkte als dienstmeisje bij de plaatselijke textielbaron. Dit deed ze al een jaar of twee. Ze kookte, deed de huishouding en zorgde voor de kinderen. Ze bleef daar regelmatig overnachten. Op 15 oktober 1971 stond van Eyken bij de baron in de tuin en begluurde haar. Ze was aan het schoonmaken en de aardappels aan het schillen.
Van Eyken wachtte tot de baron naar zijn werk was en zijn vrouw en kinderen naar de kermis in Muizen waren vertrokken. Hij belde aan, maar Marie-Thérèse wilde hem niet binnenlaten. Hij zette een voet tussen de deur en wurmde zich naar binnen. Ze verzette zich hevig, waarop van Eyken een aarappelschilmesje pakte en net zolang op haar instak totdat ze dood was. Hij stak haar 18 keer. Daarna verkrachtte hij haar en beet in haar borsten, waardoor er bijtsporen rondom haar tepels achterbleven. Hij sleepte haar lichaam naar de tuin, waar ze de volgende dag gevonden werd.
Van Eyken fietste vervolgens naar huis, waar hij rond 19.30 uur aankwam. Daar kreeg hij te horen, dat zijn moeder die al langere tijd ziek was was overleden. Hij reed diezelfde avond met zijn stiefvader naar het ziekenhuis om afscheid te nemen van zijn overleden moeder.
In eerste instantie werd haar baas, de textielbaron, verdacht. Hij had het lichaam ontdekt. Hier was hij kapot van. Ook de vier broers van haar werden verdacht. Er waren haren gevonden op haar lichaam. Van alle verdachten werden haren uit het hoofd getrokken om te vergelijken met de gevonden haren op het lichaam. De verdenking van één van de broers heeft maanden geduurd. Hij werkte ook bij de textielbaron, maar was net die dag vrij. Deze verdenking stopte pas na de vondst van het tweede slachtoffer, die dezelfde bijtwonden in de borsten had.

Op 22 december 1971 pleegde van Eyken zijn tweede moord. De 44-jarige Ida van Isacker-Smeets, vrouw van een advocaat en moeder van drie kinderen, maakte een wandelingetje bij de rivier de Dijle, dicht bij haar huis in Muizen. Van Eyken kwam van zijn werk en had daar al tegen een collega gezegd: ‘De eerste vrouw die ik tegenkom die heeft hem zitten’. Ida was de eerste vrouw die hij tegenkwam. Hij liep naar haar toe en wurgde en verkrachtte haar. Daarna sleepte hij haar naar een vervallen fabrieksgebouw, waar hij haar lichaam dumpte. Hij ging naar huis om te eten om later weer terug te keren naar de plek. De vrouw vroeg hem om hulp, niet wetend dat hij degene was die haar dit had aangedaan. Van Eyken was bang herkend te worden en wurgde haar toen tot ze dood was. Ook haar beet hij in de borsten. Toen de politie deze afdrukken zagen maakten ze de link met de moord op Marie-Thérèse Rosseel.
Op 19 maart 1972 vermoordde van Eyken de 19 jarige Lutgarde van der Wilt, nadat hij haar had ontmoet op een bal. Dit bal werd georganiseerd door jeugdvereniging Goka in de Volkslust in Bonheiden. Ze hadden die avond gedanst. Van Eyken bood aan haar naar huis te brengen. Onderweg stelde hij haar voor om te gaan wandelen aan de Zellaerdreef. Toen ze weigerde sloegen bij hem de stoppen door. Hij greep haar bij de keel, verkrachtte en vermoordde haar. Ook haar beet hij in de borsten. Hij verborg haar lichaam onder een stapel takken.
De volgende ochtend werd haar lichaam gevonden. Lode van Dievel (de oom van journalist Louis van Dievel) vond tijdens het joggen een tas en schoenen. Hij ging naar een nabijgelegen boerderij en ging samen met boer Sylvain op onderzoek uit. Ze volgden het sleepspoor vanuit de tas en schoenen en troffen het lichaam van Lutgarde aan. Ze belden de rijkswacht en al snel stonden veel dorpelingen te kijken bij het plaats delict. Zo ook van Eyken.
Arrestatie en rechtszaak
De politie zag hem staan in de buurt van het gevonden lichaam, waar hij stond te roken. Hij gedroeg zich vreemd, waarna de politie hem schaduwde op weg naar huis. Daar zag de politie, dat hij een bloedvlek op zijn rechtermouw had. Bij hem thuis zagen ze krantenknipsels van de voorgaande moorden. Van Eyken vertelde, dat hij sigaretten rookte van het merk Johnson. Bij het lichaam van Lutgarde werd een leeg pakje van dit merk aangetroffen.
Na zijn arrestatie en verhoor gaf hij de drie moorden toe. Zelfs een vierde aanranding en wurging, alleen kon dat vierde slachtoffer wel ontsnappen aan van Eyken.
Bij het onderzoek was er een veldwachter, die wist van het verleden van van Eyken, dat hij als minderjarige een meisje had aangerand en in een opvoedingsgesticht had gezeten. Omdat van Eyken destijds minderjarig was, had deze veldwachter dit nooit gemeld. Tijdens het onderzoek kwam naar boven, dat van Eyken meerdere vrouwen had verkracht en ook had geprobeerd te vermoorden. Deze waren niet op zijn strafblad beland, omdat men een minderjarige nog een tweede kans wilde geven.
Op 23 april 1974 ging de rechtszaak van start. Hij stond niet alleen terecht voor de drie moorden, maar ook voor meerdere verkrachtingen en pogingen tot moord. De rechtszaak duurde vijf dagen. Er werden ruim 90 getuigen verhoord, waaronder een aantal psychiaters. Alle pshychiaters gaven aan, dat van Eyken niet ontoerekeningsvatbaar was. Hij had weliswaar een ‘sterk driftleven’ en een ‘disharmonische persoonlijkheid’, maar hij zou psychisch en verstandelijk goed in staat zijn geweest zijn handelen te overzien.

Op 30 april maakte de veertienkoppige jury, bestaande uit acht mannen en zes vrouwen, hun eis bekend. De jury overlegde ruim drie uur. Elk jurylid afzonderlijk moest 21 vragen beantwoorden, waarna de antwoorden verzameld worden door de voorzitter van de jury. De jury oordeelde bijna unaniem schuldig op vrijwel alle aanklachten. De eis was: de doodstraf. Deze wordt in België automatisch omgezet in levenslang, wat in de praktijk destijds neerkwam op 20 tot 25 jaar gevangenisstraf. Van Eyken toonde geen enkele reactie.
Inmiddels is Van Eyken de langstzittende gevangene van België. Hij wil nooit meer vrijkomen, omdat hij zichzelf gevaarlijk vindt. Hij zei hier zelf over, dat hij de nabestaanden niet kan teruggeven wat hij hen ontnomen heeft, maar wel kan zorgen dat het nooit meer gebeurt.
Tot 2006 kreeg van Eyken zo’n twee keer per jaar de mogelijkheid om een dag verlof te krijgen. Begeleid door gevangenismedewerkers ging hij dan naar vrienden, de kroeg of een dagje uit naar bijvoorbeeld het Atomium. Naar eigen zeggen waren deze dagen voor hem nodig om zich ‘nog mens te voelen’. Tijdens deze dagen is er nooit iets voorgevallen. Hij was altijd weer op tijd terug bij de gevangenis. Familie van slachtoffers van van Eyken hadden echter bezwaar aangetekend voor deze verlofdagen. Daarom werd in 2006 besloten, dat van Eyken nooit meer de gevangenis zou mogen verlaten. In 2016 vroeg van Eyken alsnog verlofdag aan bij de gevangenisdirectie. Hij wilde nog eenmaal zijn beste vriend pater Jef Lannoo bezoeken. Lannoo is de enige die van Eyken nog van vroeger kent en hem altijd trouw is gebleven. Hij bezocht hem regelmatig in de gevangenis. Lannoo was door ouderdom niet meer in staat van Eyken te bezoeken in de gevangenis. Daarom wilde van Eyken nog een laatste keer zijn goede vriend bezoeken. Ondanks negatieve adviezen besloot minister van Justitie Koen Geens de verlofdag toe te kennen. Op de verlofdag zijn van Eyken en zijn drie begeleiders direct naar Kortrijk gereden, waar de pater woont. Onderweg zijn ze even uitgestapt om van Eykens lievelingssigaretten Johnsons te kopen, waarna ze direct doorreden naar Lannoo. Daar hebben ze koffie gedronken en taart gegeten. Na dit bezoek was hij weer op tijd terug in de gevangenis in Leuven. Waarschijnlijk was dit de laatste dag, dat van Eyken ooit nog de gevangenis zal verlaten. Als hij zou aangeven ooit nog vrij te willen komen was een dag verlof makkelijker te regelen geweest. Maar van Eyken heeft aangegeven dit niet te willen.
Aanbevolen
Wij zijn enthousiast over onderstaande documentaire en podcast over van Eyken: